De Verlichting
Wat hield de Verlichting, een nieuwe manier van denken, in?
Vertrouwen in de wetenschap
Wetenschappers hadden tijdens de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw veel nieuwe uitvindingen gedaan en veel ontdekt. Logisch nadenken en proeven doen zorgden voor nieuwe kennis. Het vertrouwen in het menselijk verstand groeide daardoor. Mensen zouden in de 18e eeuw steeds meer kennis krijgen en (nieuwe) verklaringen vinden. Dat noem je "verlicht" worden.
De wetenschappelijke ontdekkingen zorgden ook voor nieuwe ideeën over het geloof. Volgens wetenschappers had een ramp een logische verklaring. Mensen dachten dat het een straf van God was.
De wetenschappelijke ontdekkingen zorgden ook voor nieuwe ideeën over het geloof. Volgens wetenschappers had een ramp een logische verklaring. Mensen dachten dat het een straf van God was.
Een nieuwe (verlichte) samenleving
Vanaf het midden van de 17e eeuw geloofden steeds meer mensen dat de samenleving verbeterd kon worden. Dat kon wanneer mensen hun verstand zouden gebruiken. Daarom was onderwijs volgens "verlichte" denkers dan ook belangrijk. Tot dan toe was veel in de samenleving gebaseerd op geloof en traditie (gewoonte). Stap voor stap ontstond overal discussie over. De periode van de verlichting begint eind 17e eeuw, rond 1650.
Er komt veel kritiek op de kerk. De houding van de kerk was verkeerd. Kerken vonden dat hún geloof het enige juiste geloof was. Andere godsdiensten waren bijgeloof. Niemand kon met wetenschappelijk bewijs komen om de juistheid van een geloof aan te tonen. Veel filosofen (denkers) waren daarom voorstander van godsdienstige tolerantie (verdraagzaamheid). Straf voor het aanhangen van een ander geloof dan de kerk voorschreef was daarom niet juist.
Verlichte denkers vonden dat alle mensen vrij en gelijk geboren waren. Niemand mocht vrijheid, geloof, bezit en gezondheid van anderen aantasten. Op deze manier kwam er kritiek op de standenmaatschappij en het absolutisme (alle macht voor één vorst), want dat leidde alleen maar tot misbruik van de macht.
Verlichte denkers vonden daarom dat burgers invloed moesten hebben op het bestuur. Niet alle verlichte denkers dachten daarover hetzelfde. De Franse verlichte denker Charles de Montesquieu (spreek uit Monteskjeu) had een idee om het misbruik van macht te voorkomen. Hij stelde een scheiding van de machten voor. De macht (het bestuur) moest in drieën worden verdeeld:
een Wetgevende macht, een Uitvoerende macht en een Rechtsprekende macht.
Jean-Jacques Rousseau meende dat het volk de macht niet aan de koning moest overgeven/overlaten, maar zelf moest regeren. Hij wilde dus een democratie in plaats van het absolute bestuur van Lodewijk de 16e.
Voltaire vond de vrijheid van meningsuiting zeer belangrijk. Ook de vrijheid van geloof was belangrijk. Het absolutisme kan niet meer. Het goddelijk recht (Droit Divin) gebruikt de koning alleen maar zodat het volk hem gehoorzaamt. Het volk is nodig voor een goed bestuur. Het Engelse voorbeeld was volgens hem beter. Het parlement had daar wel invloed. Voltaire meende ook dat de overheid voor het volk moest zorgen.
John Locke (Engeland) meende dat de koning de macht van het volk kreeg. De koning moest dan ook de rechten van de burgers beschermen. Het volk moest in opstand komen als dat niet goed gebeurde.
Edmund Burke was een Engelse filosoof die juist de verlichting in Frankrijk bestreed. Hij benadrukte het belang van geschiedenis en traditie, en pleitte voor gematigde en behoedzame hervormingen.
In de salons vonden de discussie plaats tussen de verlichte denkers. Een bekende bezoeker van deze salons was Denis Diderot, schrijver, filosoof en kunstwetenschapper. Hij zou tussen 1750 en 1776 redacteur zijn van zijn Encyclopedie, een 28-delig boekwerk, waarin veel kennis verzameld werd, ook zijn verlichte ideeën.
De verlichte denkers/filosofen zorgden in Frankrijk dus voor nieuwe ideeën over macht en godsdienst en vrijheid van mensen.
Er komt veel kritiek op de kerk. De houding van de kerk was verkeerd. Kerken vonden dat hún geloof het enige juiste geloof was. Andere godsdiensten waren bijgeloof. Niemand kon met wetenschappelijk bewijs komen om de juistheid van een geloof aan te tonen. Veel filosofen (denkers) waren daarom voorstander van godsdienstige tolerantie (verdraagzaamheid). Straf voor het aanhangen van een ander geloof dan de kerk voorschreef was daarom niet juist.
Verlichte denkers vonden dat alle mensen vrij en gelijk geboren waren. Niemand mocht vrijheid, geloof, bezit en gezondheid van anderen aantasten. Op deze manier kwam er kritiek op de standenmaatschappij en het absolutisme (alle macht voor één vorst), want dat leidde alleen maar tot misbruik van de macht.
Verlichte denkers vonden daarom dat burgers invloed moesten hebben op het bestuur. Niet alle verlichte denkers dachten daarover hetzelfde. De Franse verlichte denker Charles de Montesquieu (spreek uit Monteskjeu) had een idee om het misbruik van macht te voorkomen. Hij stelde een scheiding van de machten voor. De macht (het bestuur) moest in drieën worden verdeeld:
een Wetgevende macht, een Uitvoerende macht en een Rechtsprekende macht.
- Wetgevende macht: het parlement maakt de wetten,
- Uitvoerende macht: de koning en de regering voeren de wetten uit,
- Rechtsprekende macht: rechters geven straf (spreken recht) als burgers, koning of regering zich niet aan de wetten houden.
Jean-Jacques Rousseau meende dat het volk de macht niet aan de koning moest overgeven/overlaten, maar zelf moest regeren. Hij wilde dus een democratie in plaats van het absolute bestuur van Lodewijk de 16e.
Voltaire vond de vrijheid van meningsuiting zeer belangrijk. Ook de vrijheid van geloof was belangrijk. Het absolutisme kan niet meer. Het goddelijk recht (Droit Divin) gebruikt de koning alleen maar zodat het volk hem gehoorzaamt. Het volk is nodig voor een goed bestuur. Het Engelse voorbeeld was volgens hem beter. Het parlement had daar wel invloed. Voltaire meende ook dat de overheid voor het volk moest zorgen.
John Locke (Engeland) meende dat de koning de macht van het volk kreeg. De koning moest dan ook de rechten van de burgers beschermen. Het volk moest in opstand komen als dat niet goed gebeurde.
Edmund Burke was een Engelse filosoof die juist de verlichting in Frankrijk bestreed. Hij benadrukte het belang van geschiedenis en traditie, en pleitte voor gematigde en behoedzame hervormingen.
In de salons vonden de discussie plaats tussen de verlichte denkers. Een bekende bezoeker van deze salons was Denis Diderot, schrijver, filosoof en kunstwetenschapper. Hij zou tussen 1750 en 1776 redacteur zijn van zijn Encyclopedie, een 28-delig boekwerk, waarin veel kennis verzameld werd, ook zijn verlichte ideeën.
De verlichte denkers/filosofen zorgden in Frankrijk dus voor nieuwe ideeën over macht en godsdienst en vrijheid van mensen.
|
|
Een vorstelijke reactie
In het Europa van de 18e eeuw waren veel absolute vorsten. Die waren niet blij met de nieuwe, verlichte ideeën. Ze verboden boeken en tijdschriften waarin kritiek werd geuit op het bestuur of de kerk. In Frankrijk was de censuur streng. Verschillende verlichte denkers werden uit het land verbannen, of gevangen gezet in de Bastille in Parijs.
De verspreiding van de verlichte ideeën konden door de koning, vorsten en kerkleiders niet gestopt worden. De verspreiding begon bij de verlichte denkers. Filosofen die in salons bij elkaar kwamen om te discussiëren. Hun nieuwe gedachten, boeken, tijdschriften kwamen de cafe's, huiskamers en salon binnen. Burgers gingen lezen en horen wat de verlichte denkers dachten en gingen ook zelf kritiek leveren op de samenleving, kerk en bestuur. Er kwam een publieke opinie, waarin de mening van de koning of vorst en kerk niet langer het belangrijkste was. De tijd was rijp voor grote veranderingen in de samenleving.
De verspreiding van de verlichte ideeën konden door de koning, vorsten en kerkleiders niet gestopt worden. De verspreiding begon bij de verlichte denkers. Filosofen die in salons bij elkaar kwamen om te discussiëren. Hun nieuwe gedachten, boeken, tijdschriften kwamen de cafe's, huiskamers en salon binnen. Burgers gingen lezen en horen wat de verlichte denkers dachten en gingen ook zelf kritiek leveren op de samenleving, kerk en bestuur. Er kwam een publieke opinie, waarin de mening van de koning of vorst en kerk niet langer het belangrijkste was. De tijd was rijp voor grote veranderingen in de samenleving.